Hij dacht dat verbinding iets was wat je maakte.
Zij wist: het is iets wat je toelaat.
In het begin probeerden ze elkaar te begrijpen.
Hij vroeg haar: “Wie ben jij?”
Zij antwoordde: “Wie ben jij, als ik er ben?”
Ze ontdekten dat verbinding niet gaat over elkaars hand vasthouden,
maar over elkaar niet loslaten, ook niet als het moeilijk wordt.
Niet in woorden, niet in aanwezigheid, maar in intentie.
Ze leerden dat je niemand volledig kunt kennen.
En dat juist dát geen gemis is, maar een cadeau.
Want het onbekende in de ander is een uitnodiging,
om jezelf telkens opnieuw te benaderen.
Hij, met zijn vragen.
Zij, met haar stilte.
Ze zaten soms naast elkaar, zonder te praten.
En toch zei alles in hun nabijheid: ik zie je.
Niet zoals jij was, niet zoals ik wil dat je bent,
maar zoals jij wordt, steeds opnieuw.
Hij wilde haar begrijpen.
Zij wilde door hem gevoeld worden.
En op een dag begreep hij dat voelen,
ook een vorm van begrijpen is.
Er waren verschillen, anders, maar ok.
Zij leefde met haar hart voorop.
Hij hield zijn hart achter nog wat gesloten.
Toch kwamen ze steeds terug bij dat ene.
Zien zonder eisen.
Aanwezig zijn zonder controle.
Ze ontdekten dat verbinding niet betekent dat je hetzelfde moet zijn,
maar dat je bereid bent naast het verschil te blijven staan.
Niet om het te veranderen.
Maar om het te eren.
En langzaam begon hij anders te kijken.
Niet met zijn ogen, maar met zijn aandacht.
Zij begon anders te spreken.
Niet om gehoord te worden, maar om aan te raken.
Verbinding, leerden ze, is geen plek waar je aankomt.
Het is iets dat groeit wanneer je durft te blijven.
Zonder houvast, zonder masker, zonder garantie.
En dus bleven ze, niet omdat het moest. maar omdat het klopte.
Hem en haar.
Twee mensen.
Twee werelden.
Eén beweging:
Samen.
