Ik ben Liefde.
Niet een gevoel. Niet een cliché in liedjes. Niet wat mensen zeggen als ze willen krijgen.
Ik ben ouder dan tijd. Ik ben de stille kracht die mensen verbindt voordat ze het zelf doorhebben. Lang was ik op de achtergrond, niet omdat ik verdween, ik bén er altijd, maar omdat men stopte met luisteren.
Ik keerde terug vol verwachting. Ik dacht, ze zullen gegroeid zijn. Ze zullen elkaar zien. Zich herinneren wie ze zijn. Maar toen ik neerdaalde en om me heen keek… was ik verbaasd. Niet een beetje. Diep, tot in het wezen van mijn ziel.
Ik zag een samenleving die bang is geworden voor zichzelf. Een wereld vol mensen die elkaar ontwijken, de ander wantrouwen, en zichzelf vergeten.
Jaloezie ligt als stof op hun schouders. Afwijzing wordt uitgedeeld als bescherming. Projectie is hun nieuwe spiegel. En als iemand zich uitspreekt, bouwen ze bondjes, niet om te verbinden, maar om te verdelen.
Ze geven elkaar de schuld van hun eigen pijn. verantwoordelijkheid klinkt als een strafwoord.
Zelfreflectie is verwrongen tot beschuldiging van de ander. Ze gedragen zich als kinderen… volwassen kinderen.
Verloren, maar doen alsof ze het weten. Rijker dan ooit, maar klagen over tekorten. Ze bezitten overvloed, en toch zijn ze leeg.
Dankbaarheid? Een woord in een oude woordenlijst. Harmonie? Een melodie die ooit vanzelf klonk, nu overstemd door het lawaai van haast, ego en oordeel.
Ik klopte op harten, heel zacht, maar de meesten hoorden me niet. Sommigen keken om zich heen alsof ze iets voelden….. maar gingen toen weer verder.
Tot ik een kind zag. Hij gaf zijn boterham weg aan een ander, zonder aarzelen. Gewoon, omdat hij zag dat de ander honger had. Of die vrouw, die in stilte naast haar zieke buurman bleef zitten, zonder iets te willen, alleen om er te zijn.
En de ouders, die eindelijk naar hun kinderen keken en zeiden: “Het spijt me dat ik je niet écht heb gezien.”
Toen wist ik: ik ben niet weg. Ik ben vergeten. Ik ben niet dood. Ik ben ondergesneeuwd door ruis, prestatie en angst. Maar ik bén er nog.
En nu ik hier ben, blijf ik. Ik fluister in dromen. Ik tril in tranen. Ik leef in de stilte tussen twee mensen die elkaar eindelijk begrijpen.
Als jij me zoekt: Wees stil. Leg je wapens neer. Kijk de ander écht aan. Je zult me herkennen. Ik ben Liefde. Ik ben verbaasd. Maar ik geef jullie niet op.
